Praktische tips voor het programma
Voorbereiding
Uit de pilot blijkt dat veel mogelijk is, vooral wanneer je gewoon begint. Daarbij is een goede voorbereiding wel erg belangrijk, net als goede afspraken. Als bijvoorbeeld ruim van te voren duidelijk is hoe het programma gaat worden opgezet, is er meer mogelijk. Zo zouden de studenten plantjes hebben kunnen voor-zaaien die later gebruikt kunnen worden om in de voedselkisten te planten. Dan hadden de studenten dat meteen zelf kunnen doen en ervaren. In de pilot was daar geen tijd voor; er zijn plantjes gekocht. (De leerlingen zaaien zelf verschillende planten en kruiden tijdens de dag op het AOC, maar aangezien zij twee weken later hun eigen voedselkist al moeten vullen, zijn die plantjes dan nog niet groot genoeg. Als het programma eerder duidelijk was geweest, hadden studenten de plantjes alvast kunnen opkweken voor de leerlingen.) Een ander idee is om alvast tuinkers voor te zaaien, en dit te gebruiken tijdens de lunch. Er is dus meer mogelijk wanneer er tijdig wordt begonnen.
Inpassing in het programma
In de pilot is er voor gekozen de studenten de taken op school te laten uitvoeren, binnen de studie-uren. In de opleiding SpoReTo werken de tweedejaars (de studenten die dit vak volgden) met zogenaamde rooster gestuurde dagindelingen, en daar past deze aanpak het beste bij. Ouderejaars werken met projecturen die ze kunnen gebruiken om dit soort projecten in te doen. De benodigde uren kunnen dan projectmatig weggezet worden. Het werkt beter wanneer de studenten langere periodes – dus niet hier en daar een uurtje – hebben om dit soort projecten in voor te bereiden.
Het is leuk als je andere opleidingen bij het programma kunt betrekken. In dit geval hebben studenten van een andere, technische studie bijvoorbeeld de voedselkisten voor-gezaagd als onderdeel van een vak. Een ander idee is om studenten voeding erbij te betrekken, of studenten dier. Op die manier leren verschillende studenten elkaar kennen en leren ze wat ze aan elkaar kunnen hebben.
Een andere mogelijkheid is om vierdejaars het programma te laten uitvoeren in plaats van de docent van het AOC. De ouderejaars coachen als het ware de jongerejaars. Zij leren op die manier leiding geven.
Ontwerp van de workshops
De groep studenten werd in vieren verdeeld, die allen één workshop voor hun rekening namen (waarbij de lunch ook als workshop wordt gezien). Tijdens de hele dagen op het AOC waren alle studenten aanwezig. Voor de middagen op de basisscholen werd de groep studenten in tweeën gesplitst; een groep studenten verzorgde de middagen op de ene school, de andere groep studenten op de andere school.
Elke groep studenten kreeg een papiertje met daarop een korte tekst over het onderwerp (bijvoorbeeld: smaaktest) en een contactpersoon met wie ze eventueel contact zouden kunnen opnemen (in het geval van de smaaktest bijvoorbeeld iemand uit de keuken van de school). Voor de rest was het aan hun eigen creativiteit. De groepjes bespraken vervolgens met de docent wat haalbaar zou zijn, en leerzaam, en leuk. De ideeën over de inhoud van de workshops groeiden langzaamaan. Studenten werden gedwongen na te denken over de inhoud van de workshops, en aan te sluiten bij de doelgroep.
Overigens was de workshop ‘maak je eigen groentekist’ al wel uitgewerkt. Dit was nodig omdat de kisten door een andere klas werden gemaakt. Dit moest op tijd in gang worden gezet. Als het programma opnieuw uitgevoerd wordt, met een langere voorbereidingstijd, kunnen studenten deze workshop wel zelf bedenken.
Het is handig om voor de start van het vak een tijdslijn te maken voor de planning van de drie dagen met workshops.
Regelmatig doorspreken van het programma
Het is belangrijk vooraf de doelen van het programma goed met de studenten te bespreken. Tijdens de pilot werd ook het verloop van het programma regelmatig met de studenten besproken. De workshops op de basisscholen werden voorafgegaan door een voorbespreking op het AOC, waarin tevens de vorige workshops werden geëvalueerd. De AOC docent besprak daarin ook pedagogische aspecten en de houding van de studenten. Sommige studenten keken bijvoorbeeld tijdens het programma vaak op hun telefoon, of hielden zich wat afzijdig. De docent besprak dit met de studenten, en er werd gereflecteerd op de gevolgen van zo’n houding. Er werd bijvoorbeeld ook besproken hoe studenten in hun rol als ‘leraar’ kunnen blijven. Uit het verloop van de workshops werden leermomenten gedestilleerd.
Daarnaast werd het programma voor de workshops van die middag uitgebreid voor-besproken. De studenten zetten zelf een voedselkist in elkaar zodat ze precies weten hoe alles in elkaar gezet moet worden en waar ze straks met de leerlingen op moeten letten. Ook werd er nagedacht over hoe alle materialen in het lokaal neergezet moeten worden; hoe kunnen de studenten het zo neerzetten dat alle leerlingen snel overal bij kunnen? Dit zijn allemaal zaken waar de studenten van tevoren over nadenken met de docent.
Later op de basisschool, voordat de leerlingen er zijn, wordt het programma opnieuw doorgesproken. De studenten zetten de spullen klaar en bespreken daarbij van alles: leggen ze vast pakketjes per kist neer of moeten de leerlingen straks zelf de spullen bij elkaar zoeken? Waar leren de leerlingen het meeste van en hoe verloopt het organisatorisch het beste? De docent maakt de studenten duidelijk dat ze een systeem moeten aanbrengen in hoe de spullen worden neergelegd, zodat ze alles terug kunnen vinden en er geen chaos ontstaat. Hij vertelt ze ook dat de studenten goed na moeten denken over wat ze straks willen vertellen aan de leerlingen. En waar ze gaan staan in het lokaal. Hij maakt ze dus duidelijk dat ze overal goed over na moeten denken, over alle stappen en alles wat er gaat gebeuren, en dat ze systematisch moeten werken.
Het programma goed vol plannen
De ervaringen van de eerste twee basisscholen is dat het belangrijk is dat het programma goed volgepland is. De kinderen moeten constant bezig zijn; als ze even moeten wachten worden ze snel vervelend. Ze moeten veel bewegen en doen; als ze steeds ergens mee bezig zijn, worden ze minder snel afgeleid. Voor de kinderen van de eerste school was de geurtjestest al te statisch; ze gaan dan (te) snel de testjes langs en kunnen moeilijk concentratie opbrengen omdat ze niet zelf aan de slag zijn. Voor de kinderen van de tweede school gold dit niet.
Het is beter het programma te vol te plannen, dan niet vol genoeg. Wat hierbij ook goed werkt, is de kinderen veel zelf te laten doen. Een voorbeeld is de lunch; de kinderen van de tweede school werden hier goed bij betrokken doordat ze zelf de lunch mochten klaar maken. Voor de kinderen van de eerste school was de lunch al klaargemaakt. De kinderen pakken dan wat maar hebben verder geen taak. Wanneer ze het zelf moeten klaar maken worden ze bezig gehouden.
Een andere tip is om kinderen al in het begin van het programma veel te laten bewegen. Ze kunnen dan hun energie kwijt en zijn later minder druk. Tijdens de tweede workshopronde werden de geurtestjes aangevuld met een bewegings- of fitheidstest. Dat maakte het waarschijnlijk makkelijker voor de leerlingen hierna hun aandacht bij de geurtestjes te houden.
Uit de pilot blijkt dat veel mogelijk is, vooral wanneer je gewoon begint. Daarbij is een goede voorbereiding wel erg belangrijk, net als goede afspraken. Als bijvoorbeeld ruim van te voren duidelijk is hoe het programma gaat worden opgezet, is er meer mogelijk. Zo zouden de studenten plantjes hebben kunnen voor-zaaien die later gebruikt kunnen worden om in de voedselkisten te planten. Dan hadden de studenten dat meteen zelf kunnen doen en ervaren. In de pilot was daar geen tijd voor; er zijn plantjes gekocht. (De leerlingen zaaien zelf verschillende planten en kruiden tijdens de dag op het AOC, maar aangezien zij twee weken later hun eigen voedselkist al moeten vullen, zijn die plantjes dan nog niet groot genoeg. Als het programma eerder duidelijk was geweest, hadden studenten de plantjes alvast kunnen opkweken voor de leerlingen.) Een ander idee is om alvast tuinkers voor te zaaien, en dit te gebruiken tijdens de lunch. Er is dus meer mogelijk wanneer er tijdig wordt begonnen.
Inpassing in het programma
In de pilot is er voor gekozen de studenten de taken op school te laten uitvoeren, binnen de studie-uren. In de opleiding SpoReTo werken de tweedejaars (de studenten die dit vak volgden) met zogenaamde rooster gestuurde dagindelingen, en daar past deze aanpak het beste bij. Ouderejaars werken met projecturen die ze kunnen gebruiken om dit soort projecten in te doen. De benodigde uren kunnen dan projectmatig weggezet worden. Het werkt beter wanneer de studenten langere periodes – dus niet hier en daar een uurtje – hebben om dit soort projecten in voor te bereiden.
Het is leuk als je andere opleidingen bij het programma kunt betrekken. In dit geval hebben studenten van een andere, technische studie bijvoorbeeld de voedselkisten voor-gezaagd als onderdeel van een vak. Een ander idee is om studenten voeding erbij te betrekken, of studenten dier. Op die manier leren verschillende studenten elkaar kennen en leren ze wat ze aan elkaar kunnen hebben.
Een andere mogelijkheid is om vierdejaars het programma te laten uitvoeren in plaats van de docent van het AOC. De ouderejaars coachen als het ware de jongerejaars. Zij leren op die manier leiding geven.
Ontwerp van de workshops
De groep studenten werd in vieren verdeeld, die allen één workshop voor hun rekening namen (waarbij de lunch ook als workshop wordt gezien). Tijdens de hele dagen op het AOC waren alle studenten aanwezig. Voor de middagen op de basisscholen werd de groep studenten in tweeën gesplitst; een groep studenten verzorgde de middagen op de ene school, de andere groep studenten op de andere school.
Elke groep studenten kreeg een papiertje met daarop een korte tekst over het onderwerp (bijvoorbeeld: smaaktest) en een contactpersoon met wie ze eventueel contact zouden kunnen opnemen (in het geval van de smaaktest bijvoorbeeld iemand uit de keuken van de school). Voor de rest was het aan hun eigen creativiteit. De groepjes bespraken vervolgens met de docent wat haalbaar zou zijn, en leerzaam, en leuk. De ideeën over de inhoud van de workshops groeiden langzaamaan. Studenten werden gedwongen na te denken over de inhoud van de workshops, en aan te sluiten bij de doelgroep.
Overigens was de workshop ‘maak je eigen groentekist’ al wel uitgewerkt. Dit was nodig omdat de kisten door een andere klas werden gemaakt. Dit moest op tijd in gang worden gezet. Als het programma opnieuw uitgevoerd wordt, met een langere voorbereidingstijd, kunnen studenten deze workshop wel zelf bedenken.
Het is handig om voor de start van het vak een tijdslijn te maken voor de planning van de drie dagen met workshops.
Regelmatig doorspreken van het programma
Het is belangrijk vooraf de doelen van het programma goed met de studenten te bespreken. Tijdens de pilot werd ook het verloop van het programma regelmatig met de studenten besproken. De workshops op de basisscholen werden voorafgegaan door een voorbespreking op het AOC, waarin tevens de vorige workshops werden geëvalueerd. De AOC docent besprak daarin ook pedagogische aspecten en de houding van de studenten. Sommige studenten keken bijvoorbeeld tijdens het programma vaak op hun telefoon, of hielden zich wat afzijdig. De docent besprak dit met de studenten, en er werd gereflecteerd op de gevolgen van zo’n houding. Er werd bijvoorbeeld ook besproken hoe studenten in hun rol als ‘leraar’ kunnen blijven. Uit het verloop van de workshops werden leermomenten gedestilleerd.
Daarnaast werd het programma voor de workshops van die middag uitgebreid voor-besproken. De studenten zetten zelf een voedselkist in elkaar zodat ze precies weten hoe alles in elkaar gezet moet worden en waar ze straks met de leerlingen op moeten letten. Ook werd er nagedacht over hoe alle materialen in het lokaal neergezet moeten worden; hoe kunnen de studenten het zo neerzetten dat alle leerlingen snel overal bij kunnen? Dit zijn allemaal zaken waar de studenten van tevoren over nadenken met de docent.
Later op de basisschool, voordat de leerlingen er zijn, wordt het programma opnieuw doorgesproken. De studenten zetten de spullen klaar en bespreken daarbij van alles: leggen ze vast pakketjes per kist neer of moeten de leerlingen straks zelf de spullen bij elkaar zoeken? Waar leren de leerlingen het meeste van en hoe verloopt het organisatorisch het beste? De docent maakt de studenten duidelijk dat ze een systeem moeten aanbrengen in hoe de spullen worden neergelegd, zodat ze alles terug kunnen vinden en er geen chaos ontstaat. Hij vertelt ze ook dat de studenten goed na moeten denken over wat ze straks willen vertellen aan de leerlingen. En waar ze gaan staan in het lokaal. Hij maakt ze dus duidelijk dat ze overal goed over na moeten denken, over alle stappen en alles wat er gaat gebeuren, en dat ze systematisch moeten werken.
Het programma goed vol plannen
De ervaringen van de eerste twee basisscholen is dat het belangrijk is dat het programma goed volgepland is. De kinderen moeten constant bezig zijn; als ze even moeten wachten worden ze snel vervelend. Ze moeten veel bewegen en doen; als ze steeds ergens mee bezig zijn, worden ze minder snel afgeleid. Voor de kinderen van de eerste school was de geurtjestest al te statisch; ze gaan dan (te) snel de testjes langs en kunnen moeilijk concentratie opbrengen omdat ze niet zelf aan de slag zijn. Voor de kinderen van de tweede school gold dit niet.
Het is beter het programma te vol te plannen, dan niet vol genoeg. Wat hierbij ook goed werkt, is de kinderen veel zelf te laten doen. Een voorbeeld is de lunch; de kinderen van de tweede school werden hier goed bij betrokken doordat ze zelf de lunch mochten klaar maken. Voor de kinderen van de eerste school was de lunch al klaargemaakt. De kinderen pakken dan wat maar hebben verder geen taak. Wanneer ze het zelf moeten klaar maken worden ze bezig gehouden.
Een andere tip is om kinderen al in het begin van het programma veel te laten bewegen. Ze kunnen dan hun energie kwijt en zijn later minder druk. Tijdens de tweede workshopronde werden de geurtestjes aangevuld met een bewegings- of fitheidstest. Dat maakte het waarschijnlijk makkelijker voor de leerlingen hierna hun aandacht bij de geurtestjes te houden.